De Werkgroep Maatschappij van het Centrum voor DierMens Studies wendt zich maandelijks tot onderzoekers uit het veld, op zoek naar bijzondere verhalen over dier-mens relaties.
Door: Marie de Vries
Jade Hilhorst (27) staat met liefde klaar voor dieren in nood. Ze werkt als vrijwilliger bij de dierenambulance Gooi & Vechtstreek als chauffeur en centralist, dus ze zit zowel in de meldkamer als in de bus. Tijdens haar bachelor bestuurskunde begon ze te werken in de vogel- en egelopvang bij haar in de buurt. Dit deed ze om haar liefde voor dieren te ‘stillen’. Echter was dat voor haar nog maar het begin.
Hoe ben je in het werk van dierenambulance gerold?
“Nou eigenlijk is het zo dat ik al vanaf mijn zestiende een droom had om op de dierenambulance te werken, maar toen ik mijn rijbewijs kreeg op mijn achttiende vond ik dat toch iets te vroeg. Ik vond het werk in de vogel- en egelopvang zo leuk dat ik dacht: waarom doe ik hier geen studie over? Toen ben ik een thuisstudie dierverzorging gaan volgen en na die opleiding vond ik het tijd om te solliciteren. Na vier maandagen aan trainingen was ik zelfstandig chauffeur.”
Hoe ziet een dag uit het leven van een dierenambulance-chauffeur eruit?
“Je dag begint altijd met een klein overleg samen met de chauffeur die voor jou de ambulance heeft gereden. Je bespreekt wat er is gebeurd en welke meldingen er zijn geweest. Vanaf dat moment ben je afhankelijk van de meldingen die de dierenambulance binnenkrijgt in de meldkamer. De centralist geeft de locaties door waar we op af moeten gaan. Er kunnen zich allerlei situaties voordoen; soms gaan we af op gewonde wilde vogels zoals duiven en meeuwen, we krijgen meldingen van aangereden katten maar ook andere soort dieren passeren de revue zoals zwanen en reptielen. Zelfs vleermuizen helpen we!”
Kom je weleens in uitdagende situaties terecht als dierenambulancemedewerker?
“Jazeker. Soms rijd ik terug naar huis en denk ik: wat heb ik nou weer meegemaakt?! Je komt als medewerker veel leed tegen van dieren die pijn hebben, maar ook van dieren die verwaarloosd worden. Helaas zijn dat er nog best veel in Nederland. Ik vind dat heel moeilijk om te zien en ik voel ook weleens woede tegenover de manier waarop mensen soms met dieren omgaan. Een uitdaging in mijn werk is dan ook dat huisdieren altijd ‘eigendom’ zijn van mensen. Als ik zie dat een kat of een hond verwaarloosd wordt, wil ik dat dier het liefst meenemen naar de opvang. Echter kan ik daar niet over beslissen; dat doet de eigenaar. Als een eigenaar zijn of haar dier niet wil afstaan ben ik machteloos en kan ik niets doen. Dan moet ik het dier achterlaten op de plek waarvan ik weet dat het geen goede plek voor een dier is. Daar heb ik nog weleens slapeloze nachten over.”
Dieren kunnen niet met je communiceren, dat maakt jouw werk als dierenambulancemedewerker anders dan ambulancemedewerkers die met mensen werken. Hoe ga je daarmee om?
“Ik probeer me altijd in te leven in de situatie van het specifieke dier. Zo had ik laatst bijvoorbeeld een melding van een gewonde egel. Eerst vraag ik aan de mensen die gebeld hebben wat er met de egel is gebeurd. Vervolgens ga ik kijken welk natuurlijk gedrag de egel vertoont; kan hij zich nog oprollen? Is er bloed? Zijn er maden te zien bij lichaamsdelen van de egel? Als dat niet zo is, dan probeer ik de egel op een zo natuurlijk mogelijke manier op te pakken zodat de egel zichzelf niet kan verwonden, en daarbij leg ik een dier nooit op zijn rug. Dat is voor bijna elk dier een bedreigende en angstige situatie. Vervolgens neem ik het dier mee naar de opvang, waar ik alle informatie doorgeef aan de mensen die hem dan gaan behandelen. Ik maak voor elk dier dus een inschatting op basis van intuïtie, de kennis die ik over het dier heb en de informatie van omstanders die ik meekrijg.”
Hoe vul jij als chauffeur van de dierenambulance de term dierenwelzijn in?
“Voor mij is dierenwelzijn niet alleen dat dieren geen pijn hebben, maar ook dat ze natuurlijk gedrag kunnen vertonen. Bovendien komt er voor mij ook een veiligheidsvraagstuk bij. Ik wil bijvoorbeeld dat een duif op alle hekken kan gaan zitten en dat zo’n duif dan niet zijn pootjes beschadigt aan scherpe randjes. Ik wil ook graag dat mensen die een huisdier hebben niet alleen maar denken aan eten en drinken geven, maar dat de huisdieren ook veel mogelijkheden krijgen om hun natuurlijke gedrag te vertonen. Helaas zien wij bij de dierenambulance vaak dat het natuurlijke gedrag weleens in het geding kan komen. Dat is moeilijk om te begrijpen.”
Jade Hilhorst met haar kat
Wat vind jij er als medewerker van de dierenambulance van dat in deze samenleving de mens centraal staat?
“Dat vind ik lastig. Mensen zien de dierenambulance als vanzelfsprekend. Ze willen wel naar ons bellen om een dier op te laten halen maar sommigen vinden het dan normaal dat ze daar niet voor hoeven te betalen. Mensen geven graag geld aan zichzelf uit, maar niet aan dieren. Dat vind ik moeilijk te begrijpen. Je bent er als dierenambulance medewerker voor dieren, maar je moet er zijn voor dieren in een systeem dat is ingericht voor mensen. In dat systeem worden dieren als minderwaardig gezien, en daardoor hebben wij als dierenambulance weer minder middelen in de vorm van regels en financiën om er voor de dieren te kunnen zijn.”
Wat zou je willen veranderen aan dat systeem?
“Ik denk dat als er al een betere informatievoorziening is over verschillende diersoorten richting mensen, dat er dan al heel wat zou kunnen veranderen. Dan weten mensen wat ze zelf bij kunnen dragen aan het verlagen van dierenleed, dan weten mensen hoe dieren werken. En dieren zouden meer rechten moeten krijgen, zodat hun positie in de maatschappij sterker wordt. Zo zou er ook meteen meer geld komen voor organisaties zoals die van ons.”
Wat vind je het mooiste aspect aan je beroep?
“Ik vind het heel belangrijk dat er mensen in de maatschappij zijn die opkomen voor dieren; die een verschil kunnen maken in het leven van dieren. Ik kan dieren tijdens mijn werk laten zien dat ik oneindig veel liefde voor ze voel, voor álle diersoorten. Ik kan een stapje verder zetten binnen deze functie; ik probeer voor elk dier tot het gaatje te gaan. Ik zeg ook altijd tegen nieuwe chauffeurs: als je het leed tot je door laat dringen dan weet je waar je het voor doet, dat leed is precies de reden waarom je dit werk doet. Je geeft dieren een tweede kans of een waardig einde waar ze zo’n recht op hebben. Dat is het mooie van het beroep.”
Dit interview door Marie de Vries vond plaats in opdracht van de werkgroep Maatschappij van het Centrum voor DierMens Studies.
Reactie plaatsen
Reacties