Door Herre de Bondt
Leden van een studievereniging hebben gemeen dat ze studeren, mensen die zich bij een vakbond aansluiten doen dit voor betere werkomstandigheden en de lokale visvereniging heeft ongetwijfeld leden die graag vissen. In deze situaties ga je er al gauw impliciet vanuit dat andere leden dezelfde motivaties hebben als jij. Bij het Centrum voor DierMens Studies blijkt voor mij, keer op keer, precies het tegenovergestelde. En daar ligt denk ik de kracht van het Centrum.
Afgelopen dierendag organiseerde het Centrum de jaarlijkse netwerkbijeenkomst. Voor mij betekent dit evenement enthousiasme, nieuwe gezichten en onverwachte discussies. Toch legt dit evenement ook altijd de verschillende motivaties van leden voor het aansluiten bij het Centrum bloot. De samenstelling van de breakout rooms die we vormen klinken als het begin van een mop: “Een paardentrainer, een conservator en een veganist lopen een breakout room binnen.” De diversiteit aan achtergronden van deelnemers was ook terug te zien aan eenieders motivaties om deel te nemen aan deze avond. Waar de één zich aansloot bij het Centrum om op te komen voor dierenleed, wilde de ander een minder antropocentrisch werkveld, terwijl een derde zich inzette voor een nieuwe tak binnen hun onderzoeksveld.
Persoonlijk ben ik lid geworden van het Centrum voor DierMens Studies om vanuit antropologisch perspectief de politieke significantie van dieren uit te lichten. Uiteraard gaan we reigers, ratten, vossen en andere stadsdieren niet op het Malieveld zien staan met kartonnen protestborden. Toch kunnen dieren politiek belang hebben en uiten. De animal turn die veel disciplines de afgelopen jaren hebben genomen heeft effectief aangetoond dat dieren meer zijn dan symbolen en objecten voor menselijk gewin en manipulatie. Steeds vaker wordt aandacht besteed aan manieren waarop dierenpopulaties of individuele dieren de status quo uitdagen, onverwachte acties ondernemen of anderzijds ons antropocentrische wereldbeeld ontwrichten.
Voorbeelden hiervan zijn bijvoorbeeld Argentijnse capibara’s die nieuwbouwwijken saboteren, Singaporese otters die duizenden dollars aan koi karpers verorberen of de voor ons wat bekendere stadsduif die onze ideeën over stedelijke ruimte aan de kaak stelt door op tactische locatie een grote boodschap te doen. Mijn eigen onderzoek bracht mij onder andere naar Tokio en Den Haag, waar kraaien en meeuwen aantoonden dat het controleren van ‘ongedierte’ (wat dat ook zijn mag) nauw samenhangt met het controleren van het gedrag en gezondheid van menselijke inwoners. Recentelijk keek ik naar de bruine rat in Amsterdam en hoe zo’n klein diertje invloed kan hebben op burgerschap wanneer ze het brood opeten wat vogels hebben laten staan. Waar de goede burger zich inzet om rattenoverlast te voorkomen, houdt de slechte burger de rattenpopulatie hoog door vogels (en ratten) te voeren en door slordig om te gaan met hun afval. In zowel Den Haag als in Amsterdam kreeg de menselijke Moslimpopulatie buitenproportioneel de schuld voor de aanwezigheid van ratten, wat duidelijk maakt dat we dieren niet als apolitieke actoren kunnen zien.
Toch is ook mijn insteek in DierMens Studies en wat ik zie als het belang ervan slechts één perspectief op een bredere beweging. Uiteindelijk willen we allemaal dieren op de kaart zetten, of dit nou is om dierenleed te verminderen, om te leren hoe we beter met ze samen kunnen leven in een tijd van klimaatrampen, of om politieke kwesties aan te kaarten. Zoals Donna Haraway haar visie op deze kwestie verwoordde: “De keuzes en transformaties die zo urgent zijn in deze tijd van het opnieuw leren – of misschien voor het eerst leren – hoe we minder dodelijk, meer verantwoordelijk, (…) meer open voor verrassingen, meer kundig in de kunsten van het op juiste manieren leven en sterven in een multispecies symbiose (…) moeten gemaakt worden zonder garanties of de verwachting van harmonie met zij die niet onszelf zijn – en die niet de veilige ander zijn” (eigen vertaling). Binnen de diversiteit aan achtergronden in het Centrum, ontwaart zich dan toch een zekere eensgezindheid: dat we onszelf moeten ontdoen van de rigide antropocentrische denkwijze die ons afsluit van de andere dieren met wie onze levens gewild en ongewild verweven zijn. Makkelijker gezegd dan gedaan, natuurlijk, maar de netwerkbijeenkomsten zijn een begin.
Herre de Bondt is na een bachelor in Antropologie doorgegaan naar de Universiteit van Amsterdam waar hij een Research Master in Urban Studies afrondde. Zijn thesis schreef hij over biopolitics die zich uiten in conflicten tussen mens en dier in de stad door te kijken naar kraaien in Tokio en meeuwen in Den Haag. Hierna had Herre de smaak te pakken en onderzocht hij als junior onderzoeker hoe burgerschap wordt onderhandeld via ratten in Amsterdam Zuid en Nieuw-West. Naast het Centrum voor DierMens Studies houdt Herre zich dagelijks bezig met zijn PhD positie op de University of Roehampton in London waar hij onderzoek verricht naar de sociale dynamieken van het voeren van vogels.
Contact:
https://eportfolios.roehampton.ac.uk/anthroehampton/students/herre-de-bondt/
Reactie plaatsen
Reacties